Kristof Marius is een persoon met het wielerhart op de juiste plaats. Na een oproep op onze facebookgroep van wie het verdient om in het zonnetje gezet te worden, was hij één van de namen die naar boven kwam. Naast zelf renner te zijn organiseert Kristof verschillende trainingen. We maken even kennis met deze drukke vogel.
1. Kan je uzelf even voorstellen voor onze lezers? Hoelang al bezig met het wielrennen? Hoe is de passie ontstaan? Als oudste renner binnen de formatie BAGUET-MIBA-INDULEK CT hou ik mij vooral bezig met het begeleiden van onze jonge renners, in koers en erbuiten.
Anders dan de meeste renners ben ik pas erg laat in het competitiecircuit gestapt, ik was toen al 28. Ik reed vanaf mijn zestiende al wel vaak met de koersfiets en trainde nog goed denk ik. Ergens wou ik ook toen al wel graag koersen. Ik kom echter niet uit een wielerfamilie en van koersen was dus geen sprake op die leeftijd. Bij ons thuis lag de focus vooral op goed studeren, iets waar ik zeker geen spijt van heb. Ik ben opgegroeid in een huishouden waar discipline en hard werken hoogtij vieren, maar ook de zorg voor elkaar.
Na mijn hogere studies heb ik een tijd gewoond en gewerkt in Londen, en dus stond de fiets even op stal. Later heb ik de draad weer opgepikt, maar de beslissing om te koersen werd nog even uitgesteld. Keerpunt was 12 oktober 2009. Met de plotse dood van Frank VDB, mijn jeugdidool in de sport, besefte ik dat ik wou doen wat ik altijd had willen doen. Als ik nog wou koersen, moest ik het dan doen. Ik was er tenslotte al 28...
Zo ben ik alsnog in de koers verzeild geraakt. Als totale buitenstaander, zonder enige koerskennis. Ik kende niets of niemand in het koersmilieu. Een zomer lang zou ik enkele gentlemen’s koersen rijden, wat VWF en WAOD. Mijn eerste “echte” koers zou de open koers in Ten-Ede worden, hier om de hoek. Ik reed met gemak uit, vond het leuk, en we waren vertrokken. Alles samen maakt dat 5 jaar.
2. Je rijdt nog zelf wedstrijden. Hoe kijk je terug op uw eigen seizoen? Tevreden of had je er meer van verwacht? Wie mijn parcours een beetje kent, weet dat ik voor mezelf geen hoge verwachtingen kan scheppen als actief renner. Gewoon doen wat ik kan in de mate van het mogelijke. Tijd om gericht te trainen is er veel te weinig. Ik heb geen vast werkschema, word ingezet als het nodig is. Wat in de praktijk neerkomt op voortdurend wisselende shifts, 24/24 en 7/7. Maar ik hou ook niet van routine. Anderzijds heb ik wel veel inspraak in mijn agenda, dus als ik even wat offtime nodig heb, plan ik dat zo in.
Ik denk ook niet dat van mij verwacht wordt dat ik hoge ogen gooi als renner. Al zal ik wel helpen waar mogelijk. Vooral daarin ligt misschien mijn meerwaarde als renner.
Mijn mooiste koersmoment van het afgelopen jaar was de kermiskoers in Moorsele. Een jonge ploegmaat van me, sterke eerstejaarsbelofte met wie ik een seizoen lang nauw heb samengewerkt, had achteraan een leegloper. Hij weigerde mijn wiel aan te nemen ondanks herhaaldelijk aandringen van mijn kant. Ik moest het dus anders oplossen en vroeg een wiel aan het publiek. Velen kennen me wel dus ergens zou wel een achterwiel opduiken. Het wiel kwam er inderdaad een ronde later, maar wel net op het snelste punt van de koers, de vlakke aankomstkilometer waar het ganse peloton op een lint met de tong in de wielen reed. Ik wist dat ik daar niet kon stoppen, dat zou sportieve zelfmoord betekenen, ik mis die grote motor. Maar mijn ploegmaat had geen keuze. Hij moest wel afstappen en van wiel wisselen. Een halve ronde lang keek ik achterom om te zien of hij zou terugkeren. Niets. Tot plots ver aan de horizon een jonge renner solo aan een remonte bezig was. Ik aarzelde niet, kneep de remmen dicht tot grote verbazing van alle omstaanders, liet het peloton begaan, maakte rechtsomkeer en reed mijn ploegmaat tegemoet. Vanuit die positie terugkeren is huzarenwerk. De inzet was groot: die jonge sterke renner terugbrengen waar hij thuishoort. Ik heb me het zwart voor de ogen gereden om hem te helpen terugkeren. Maar samen hebben we de aansluiting gemaakt. Als ik aan dergelijke momenten terugdenk, dan vind ik mijn seizoen zeker geslaagd, ja. Het verschil kunnen maken voor iemand. Dat is het.
3. Naast zelf actief te zijn op de fiets ben je voor velen ook de coach, het luisterende oor,.... Hoe ben je in deze functie terecht gekomen? Wat is je drijfveer? Ik beschouw dit niet als een “functie”. Eerder vermeldde ik dat ik opgroeide in een gezin waar discipline en de zorg voor elkaar waarden zijn die hoog staan aangeschreven. Wat je van thuis meekrijgt, geef je door denk ik, in welke discipline ook. Niet in een koersmilieu opgroeien, kan ook voordelen hebben. Ik bekijk de koers bewust nog altijd met de ogen van een buitenstaander, met een kritische blik en met boerenverstand. We mogen vooral niet vergeten dat koers, en sport in het algemeen, specifiek draait rond jonge mensen in volle ontwikkeling, fysiek maar ook mentaal. Er wordt volgens mij onvoldoende ingezet op het mentale. Coach the whole person, not just the athlete. Vitaal. Jonge sporters hebben een houvast nodig, een luisterend oor, iemand die hen tot rust kan brengen. Niet als het goed gaat, maar vooral om tegenslagen op te vangen. Niemand gaat door het leven zonder tegenslagen te moeten verwerken. Jonge sporters moeten beseffen dat géén succes zoveel meer voorkomt dan succes. Ik zal ook enkel mentaal ruggensteun bieden als dat nodig blijkt. Voor trainingsadvies moet niemand bij mij komen aankloppen. Dat is niet mijn métier, ik ben daarvoor niet geschoold. Dat zeg ik ook meteen. De juiste man op de juiste plek.
Waarom veel jeugdrenners naar mij toe komen als er iets hapert, vraag ik me wel eens af. Dat vraag je beter aan hen zelf. Ik denk dat ik mensen vrij snel op hun waarde kan taxeren. Empathie ook. Ik heb in de 5 jaar dat ik productie en logistiek leidinggevende was o.m. op Volvo Trucks erg veel mensen begeleid. Dan staat de deur open voor alle medewerkers en krijg je veel verhalen te verwerken van mensen. Ik heb lachende gezichten gezien, maar ook veel ruzies en tranen. Geen betere leerschool. Die lessen neem je mee. Je zou ervan versteld staan hoeveel problemen worden opgelost door gewoon even de druk van de ketel te halen.
Mijn drijfveer is de jeugd. Ik trek resoluut de kaart van de jonge renners in de koers. Van hen moet het komen. Ik kan niet anders dan hier de naam Brian Cookson nog eens te vermelden, die nu een jaar de zetel als UCI-voorzitter bekleedt. Hij is de grote baas van ons allemaal eigenlijk. Ik mocht hem vorig jaar ontmoeten in de Tour, en ik geloof dat hij een beweging in gang zet die de wielrennerij hard nodig heeft. Zijn manifest staat uitgebreid op het net, en omvat mooie punten zoals het oprichten van een onafhankelijke antidopingcommissie volledig los van de UCI, méér inzetten op het vrouwenwielrennen, méér inzetten op de ontwikkeling van de wielrennerij in de iets minder ontwikkelde landen, de grote UCI hervorming naar ploegenstructuur en koerskalender toe. Werkpunten waar onze sport enkel maar beter van kan worden. Maar opnieuw ontbreekt ook hier de focus op de basis. En die basis, dat zijn onze jeugdrenners.
Een stille droom van mij is dat er meer geïnvesteerd wordt in de begeleiding van de jeugd in het wielrennen. De doorsnee kermisploeg doet niet aan begeleiding van jonge renners. Het succes van een ploeg valt of staat te vaak met de toevallige passage van een plots opgedoken talent. Er zit geen lijn in. Renners worden er nauwelijks gecoacht. Renners begeleiden is niet het aanbieden van ploegkledij of bidons. Begeleiden wil zeggen dat je bezig bent met de renner als coureur, én met de renner als mens. De afgelopen jaren zijn er heel wat trainers bijgekomen, er is ook een markt voor. Het andere luik blijft ver achter… Weten wat er omgaat in een jonge renner, weten wanneer een renner goed is en hem dan inzetten, niet verrast zijn wanneer een renner minder presteert. Dat vraagt tijd en energie. Een naam die ik hier speciaal wil vermelden, is Carlos Notebaert. Een man die voor zover ik weet niet geschoold is als coach of trainer. Maar tegelijk een man die onmisbaar is geweest voor de carrière van ontelbaar veel (jonge) renners. Waarom? Omdat hij bezig is met de renner als mens. Prachtige persoon. Als het niet lekker draait, hebben jonge renners weinig boodschap aan iemand met een diploma. Zij willen dan vooral iemand naast hen die hen ondersteunt. Iemand die luistert en raad geeft. En hen niet afbreekt.
Maar er is ook goed nieuws. Stilaan komt er toch meer aandacht voor de jeugd. Isabel Decraene (de “wielermama”) heeft samen met Marc Wauters een aantal eerste voorzichtige stappen in die richting gezet. En ook met Walt De Winter heeft Lotto U23 er opnieuw een mooie aanwinst bij voor de begeleiding van de jeugd. Inzetten op de jonge mensen, ook in de entourage van ploegen.
Ik ben blij dat onze jonge profrenners het zo goed hebben gedaan dit jaar. We hadden die instroom hard nodig, want iedereen weet dat we aan het doodbloeden waren in België vergeleken met het niveau dat tegenwoordig internationaal gangbaar is voor een klassementsrenner in de grote rondes. En ik geloof dat er dit jaar een lichting junioren naar de U23 komt waar ook wel wat talent in zit. Ik kijk er alvast naar uit.
4. Welke renners begeleid je? Kan iedereen een beroep op je doen? Begeleiden is een groot woord. Vanop de zijlijn meevolgen dekt meer de lading. Uiteraard doe ik dat in de eerste plaats voor de jonge renners binnen de eigen ploeg. Met hen werk ik een jaar lang heel nauw samen. Al maak ik wel meteen duidelijk dat ik me bijzonder weinig aantrek van ploeggrenzen op dat vlak. De groep junioren/beloften bestaat uit jonge mensen die hun ambities nastreven. En dat heeft weinig vandoen met ploegkleuren.
Ik volg vooral renners actief mee op van wie ik geloof dat er potentieel in zit. Soms contacteren zij mij, maar even vaak ook omgekeerd. De groep junioren-jonge beloften is de meest cruciale groep. Daar zitten de renners die ons morgen zullen vertegenwoordigen. Iedereen die vragen heeft, mag gerust iets laten weten. Ervaring doorgeven kost niets.
5. Je organiseert ook wekelijks trainingen voor renners. Moeten ze hier op voorhand inschrijven? Is er een kostprijs aan verbonden? Alles wat ik doe, doe ik omdat ik het graag doe en omdat ik het wil doen. Er is zeker en vast géén kostprijs aan verbonden, mijn inkomen verdien ik met mijn werk. De koers is mijn passie.
Ik ben inderdaad deze winter gestart met georganiseerde groepstrainingen, specifiek voor junioren en beloften, geheel vrijblijvend. Het motiveert mij om de lange, saaie koude wintertrainingen te doen, en het is leuker en veiliger in groep te trainen. Ik heb voor deze “Forza Primavera” trainingen een besloten pagina aangemaakt op Facebook. Wie toegevoegd wil worden, geeft me een seintje. Dat doe ik om een beetje overzicht te houden. Soms traint er een vader mee, dat is geen probleem uiteraard, mijn zus traint ook vaak mee, maar het is niet de bedoeling dat het een toeristengroep wordt. Dat maakt alles veel gevaarlijker en toeristen meten zich te graag met “echte coureurs”. Dat laatste wil ik vermijden. Er is een tijd voor wedstrijd en er is een tijd voor géén wedstrijd. Op dit moment zitten we in dat laatste luik (pistiers uitgezonderd).
Ik wil de jeugd de kans geven om in groep correcte duurtrainingen te doen, en dus gaat het niet te snel en over een mooi parcours door de Vlaamse Ardennen. Iedereen kan van elkaar bijleren. Ook namen als Louis Vervaeke, Edward Theuns, Otto Vergaerde, Kevin De Mesmaeker en Jef Van Meirhaeghe durven al eens mee te trainen als het past in hun schema, wat dan weer leerrijk is voor de jonge renners. Wie wil meetrainen, geeft maar een seintje. Meestal vertrekken we in Wetteren, maar ook daar sta ik open voor alternatieven. We trainen ofwel zaterdag ofwel zondag.
6. Welke renners heb je door de jaren heen zien groeien? Geven zij dan een extra boost om verder te doen op de ingeslagen weg? Het doet me plezier als ik zie dat de jeugd het goed doet. Ik zie dat niet als een extra boost voor mezelf, daarvoor ben ik te nuchter. Succes in sport is een fragiel gegeven. Ik ben zelden uitzinnig van vreugde, woede of ontgoocheling. Ik denk niet dat dat hoort als je de jeugd wil begeleiden.
Elke renner maakt een voor een groot deel zijn eigen carrière. Ik waak er sterk over dat ik raad geef zonder te beïnvloeden. Sporters moeten zelf hun carrière maken, maar als ze met iets zitten, zal ik wel mijn mening geven. Ik kan soms ook hard zijn, maar dat mag denk ik. Jonge renners hebben 4 jaar de tijd om te trachten hun carrière van de grond te krijgen. Dat is precies de tijd en de leeftijd waarop vele andere jongeren hogere studies volgen. Ook daar is discipline en inzet vereist. Sommige jonge renners combineren met gemak studies met een koerscarrière. Niet toevallig zijn dat ook vaak de betere renners! Succes dwingt zich af. Neem nu Jasper Stuyven, die is gelanceerd zou je denken als jonge profrenner bij TREK FACTORY RACING. Maar ook hij vult zijn profcarrière aan met hogere studies via afstandsonderwijs. Iets achter de hand hebben. Zo belangrijk…
Heb ik een jonge renner in mijn dichte omgeving echt zien groeien de laatste jaren? Een naam die spontaan in me opkomt, is de Canadese belofte Benjamin Perry. Vorig jaar reed hij bij de U23 ploeg Lotto-Belisol, maar hij kon er niet blijven na zijn eerste jaar als belofte. Ik had Perry vorig jaar in koers leren kennen en ik geloofde wel dat hij potentieel heeft naast een verstandige kop. Dat is een combinatie waar ik echt op inzet, ik noem het de gouden combinatie. Talent én verstand. Ik liet hem na het seizoen weten dat ik hem graag bij ons in de ploeg nog een jaar in België zag koersen. Hij kon bij mij thuis blijven logeren, dat was geen probleem. Wel, Perry is één van die jonge renners op wie ik best trots ben. Hij heeft mooie dingen laten zien én werd nationaal Canadees kampioen bij de beloften, waardoor hij met zijn evenknie bij de profrenners Svein Tuft het podium mocht delen. Hij zal nu een jaar rijden voor de Canadese continentale ploeg SILBER PRO CYCLING, maar ik weet dat zijn ambitie een mogelijke terugkeer naar hier niet uitsluit in 2016, een niveau hoger. Maar de weg is lang. Ik gun het hem van harte, een sterke renner en een fantastische persoon. We hebben nog vaak contact met elkaar, en daar spreekt wederzijdse appreciatie uit.
Nog iemand die ik wil vermelden, is Kevin De Mesmaeker. Een jonge renner van hier om de hoek, met wie ik vanaf mijn eerste koersjaar een heel goeie vriendschap heb opgebouwd. Kevin is altijd een solide belofte geweest, die steeds wel zijn overwinningen haalde. Drie jaar terug werd bij hem diabetes vastgesteld. Hij zag zijn droom aan diggelen vallen. Nooit heb ik Kevin daarover horen klagen. “We zullen er het beste van maken, dan doe ik wel iets anders dan koersen eh.” 20 jaar was hij toen… Inmiddels heeft hij net bijgetekend voor zijn derde jaar als profrenner bij de Amerikaanse diabetes type-1 ploeg TEAM NOVO NORDISK. Hij behaalde in de Tour of California dit jaar podium. Kevin is een voorbeeld voor jonge renners, denk ik.
7. Voor velen is de overstap van junior naar belofte een zware stap. Velen hangen de fiets aan de haak omdat het nu opeens minder gaat. Welke raad kan je geven aan renners die in 2015 de stap zetten? “Calma, calma e… calma!” Het is belangrijk rustig te blijven en jezelf tijd te geven. De overstap maken op zich valt wel mee denk ik. De koers mee kleuren, is niet voor veel eerstejaars weggelegd. Het milieu is anders, geen twijfel over. Eerstejaars moeten zich bewijzen in een omgeving waar normen en waarden soms met het vaatwater worden weggesmeten. Het is de realiteit van de kermiskoersen. Voor eerstejaars zou ik zeggen: stel jezelf niet te snel concrete doelen, maak eerst de overstap en bekijk het even. Steel met je ogen. Leer je tegenstanders kennen (!). Laat je niet imponeren door oudere renners. De koers van morgen wordt door jullie bepaald, niet door hen.
Het eerste jaar als belofte moet je volgens mij louter zien als een leerschool. Alles tot en met eerstejaarsbelofte moet niet met al te veel druk gepaard gaan. Niet te snel te veel grote koersen willen rijden, probeer dat jonge lichaam niet meteen op te branden. Pas vanaf het tweede jaar als belofte moet de sérieux stelselmatig toenemen.
8. Hoe kunnen renners met vragen je contacteren? Facebook is momenteel één van de meest gebruikte media, gsm kan ook. Wie een beetje googelt, vindt mijn nummer meteen dus ik kan het al evengoed hier meegeven: 0476/35.98.72 Ik heb zeker niet op alles een antwoord, maar we doen ons best!