Arne Verfaillie liet zich in het huidige seizoen al verschillende keren opmerken. Zo behaalde de renner van KSV Deerlijk Gaverzicht al één overwinning en een knappe derde plaats in de Johan Museeuw Classic.
1. Wanneer ben je met het wielrennen gestart? Hoe bij de sport terecht gekomen? Toen ik 8 jaar was ging ik met mijn grootvader mee naar de wielerpiste in Oostende.
Daar was dokter Daniels bezig met de opleiding van jeugdrenners voor Wielerclub Oostende Noordzee. Ik ben toen als miniem begonnen en ik ben tot en met de nieuwelingen bij de WON gebleven. In het begin was het wennen. Ik reed in mijn eerste tijdrit in Diksmuide verkeerd en was de weg kwijt. Na een paar kilometer viel mijn frank en reed ik terug. Uiteraard had ik geen al te beste tijd…
2. Je hebt de eerste zege binnen. Had je deze sneller verwacht? Neen, ik besef heel goed dat er heel wat moet meezitten om een wedstrijd te winnen. Ik reken mezelf niet bij de allergrootste spurters. Je moet ook een goeie dag hebben en dat voel ik pas als ik in de wedstrijd zit. Het gebeurt dat ik op karakter een wedstrijd moet uitrijden omdat de benen niet goed zijn. Dan is er nog de materiaalpech, ik heb het dit jaar meegemaakt dat alles goed zit, weg met 10 man en dan lekrijden in de laatste ronde… Uiteraard zijn er ook valpartijen die roet in het eten kunnen strooien. Goede benen en een portie geluk zijn noodzakelijk om een wedstrijd te winnen.
3. Tevreden van het seizoen tot nu toe of er al meer van verwacht? Jawel, ik ben zeer tevreden tot nu toe. Ik reed al vanaf het begin mooie resultaten, maar pas toen ik in de E3 Prijs Harelbeke een 9de plaats behaalde kreeg ik wat meer vertrouwen. Op het PK voelde ik me beresterk. Ik reed er de pannen van het dak. Na de wedstrijd kwam een man spontaan aanbieden om me te helpen betere resultaten te rijden. Luc Grimmonprez, die vroeger verzorger was bij de profs, is nu mijn trainer. Hij leert me vooral om wat slimmer te rijden. Vroeger deed ik maar wat, elke ontsnapping ging ik mee. Ik deed veel kopwerk. Ik demarreerde veel te vroeg in de wedstrijd. Luc leert me vooral om op de belangrijke momenten attent te zijn en mijn krachten te doseren. En kijk, het werpt blijkbaar zijn vruchten af. Onlangs nog won ik in Westrozebeke en reed ik een derde plaats in de Johan Museeuw Classic.
4. Zijn er nog wedstrijden waar je er wil staan? De Keizer de Junioren was vorig jaar voor mij iets om naar uit te kijken. In de eerste rit deed ik het prima tot 5 km voor de aankomst een grote valpartij mijn kans op een mooie plaats verknalde. De volgende ochtend reed ik een mooie tijdrit in Wulpen. Ik kon, door die valpartij, in het eindklassement niet veel meer betekenen maar toch zag ik uit naar de rit in Koksijde met de Hoge Blekker, een duin die ik ken als mijn broekzak. In al mijn enthousiasme reed ik in de derde ronde helemaal vooraan in het peloton de duin omhoog in mijn grootste versnelling en brak 2 spaken. De ploegwagen die mij een reservewiel moest bezorgen reed zijn veringen stuk op een verkeersdrempel en ik mocht inpakken. Dit jaar wil ik het opnieuw proberen. Het is een prachtige wedstrijd en ik zou er graag aan deelnemen.
5. Hoe staat het met je tijdritcapaciteiten? Vroeger was ik daar absoluut niet goed in, ik deed het ook niet zo graag. Maar mijn ploeg KSV Deerlijk Gaverzicht hecht er wel veel belang aan. Rik Deleye, Dirk Vervaecke en Jelle Vervaecke deden me beseffen dat het een graadmeter is voor je eigen kunnen. Ik heb een mooie tijdrit gereden in de Ster van Zuid Limburg en in Axel Nederland. En als het goed gaat dan doe je dat ook liever. In Borlo mocht ik meerijden met de ploegentijdrit. Het was één van de leukste ervaringen dit jaar. Niet alleen de tijdrit zelf maar ook de trainingen met de ploeg. Ik hou er wel van dat Rik Deleye mij volgt in de auto en instructies heeft. Dan rij ik op mijn best.
6. Spurt of solo? Waarom? Ja, dat is een moeilijke, vroeger had ik zeker onmiddellijk “solo” geantwoord want in de spurt kon ik het meestal vergeten. Maar ik werk aan mijn spurt en die wordt steeds beter. Ik heb wel liefst een ontsnapping met een man of 10, het gevoel dat je dan krijgt dat je “weg” bent en dat ze “jagen” op je is heel leuk. Het heeft je vleugels en als er dan een goede verstandhouding is in het kopgroepje en alles draait vlot, onbeschrijflijk. We zijn dan geen tegenstanders maar vrienden die samen strijden om voorop te blijven. Af en toe zijn er ook buitenlandse renners mee in de ontsnapping. Vaak heb ik dan achteraf nog contact met ze via Facebook en ook dat is heel tof.
7. Wat geniet je voorkeur: een klimwedstrijd of een wedstrijd door regen en/of wind? Waarom? Ik ben geen klimmer. Al train ik daar wel een beetje op. Korte stukken op macht kan ik wel aan maar kilometerslange stukken zijn moeilijk voor mij. Een wedstrijd door regen en wind is wel mijn ding. Ook op kasseien rij ik heel graag. Toch probeer ik elk jaar een paar klimkoersen mee te doen om wat beter te worden. Dit jaar ben ik naar Harzé geweest. Helaas met een pover resultaat. Toch ben ik niet bang om af en toe eens iets te proberen wat ik niet goed kan.
8. Ben je bijgelovig? Wat zijn de kenmerken? Het hangt er natuurlijk van af wat je “bijgelovig” noemt. Ik heb wel bepaalde zaken die je misschien tot bijgeloof kan rekenen. Ik ben bijvoorbeeld heel intens bezig met mijn materiaal. Mijn fiets moet pico bello in orde zijn en proper. Mijn wielen moeten kaarsrecht zijn en mijn banden moeten de exacte spanning hebben. Ook op gebied van eten moet alles zijn zoals het hoort. Geen experimenten maar altijd hetzelfde en dat alles exact 3 uur voor de wedstrijd. Als ik een goede wedstrijd rij probeer ik voor de volgende wedstrijd na te gaan wat ik precies deed voor die goede wedstrijd. En dan doe ik hetzelfde in de hoop dat het weer zal meevallen. Is dat bijgeloof? Ik zou het eerder catalogeren onder: “Een structuur scheppen om mijn zenuwen in bedwang te houden.”
9. Wanneer ga je tevreden zijn van het seizoen? Of nu al tevreden? Eigenlijk ben ik al behoorlijk tevreden. Ik probeer rustig aan te groeien en dat elk jaar opnieuw. Bij de nieuwelingen ben ik in het tweede jaar enorm gegroeid en reed ik veel betere plaatsen dan in het eerste jaar. Toen ik eerstejaars junior werd heb ik een paar wedstrijden de kat uit de boom gekeken. Maar het duurde niet lang vooraleer ik al één en ander probeerde. Uiteindelijk reed ik toch een paar mooie wedstrijden en kon tevreden het eerste jaar afsluiten. Dit jaar heb ik al één overwinning, een derde en een negende plaats in grote wedstrijden en nog heel wat top tien plaatsen. En ik voel dat er nog groei mogelijk is.
10. Zien we u als belofte aan de start volgend jaar of kies je voor studies/werk? Ja, ik ga voor belofte. Eigenlijk ben ik visser. Ik heb vorig jaar mijn 6de jaar visserijkunde aan het Maritiem Instituut in Oostende beëindigd. Ik kan nu nog een zevende jaar volgen zodat ik met grotere schepen mag varen. Ik zal dit doen en ondertussen verder koersen. Het werk van visser valt niet zo goed te combineren met koers. De schift op een vissersboot is heel hard. 3 uren werken en 3 uren slapen. En dat ononderbroken 10 tot 12 dagen na elkaar. Ik kan ook in de baggerwerken aan de slag maar dan ben ik 6 weken naar het buitenland. Ook niet ideaal om te koersen. De Vlaamse overheid heeft ook een rederij met loodsboten en overzetboten meestal zijn dat jobs met “normale” uren en dus te combineren met wielrennen. Het wordt een moeilijke keuze: “de vissende coureur” of “de koersende visser”.